De inkomstenbelasting heeft een boxenstelsel. Er zijn drie boxen: iedere box vertegenwoordigt een bepaald type inkomstenbron en per box geldt een ander belastingtarief. De inkomsten uit de verschillende boxen zijn niet onderling uitwisselbaar. Het is dus niet mogelijk om negatieve inkomsten van de ene box te compenseren met positieve inkomsten uit de andere box.

Op deze pagina

box 1: belastbaar inkomen uit werk en woning

Belastbaar inkomen uit werk en woning bestaat uit:

  • winst uit onderneming

  • loon, uitkering of pensioen

  • fooien en andere inkomsten

  • buitenlandse inkomsten

  • inkomsten als freelancer, gastouder, artiest of beroepssporter

  • periodieke uitkeringen (zoals lijfrente en alimentatie)

  • eigenwoningforfait

  • kapitaalverzekering eigen woning

  • negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen (bijvoorbeeld terugontvangen lijfrentepremies)

  • negatieve persoonsgebonden aftrekposten

Van deze inkomsten kun je bepaalde posten aftrekken

schijventarief box 1

Het basistarief van de eerste schijf voor de inkomstenbelasting stijgt in 2024 licht: van 36,93% naar 36,97%. De tarieven zijn per 1 januari 2024:

  • schijf 1 (€ 0 tot € 75.518): 36,97%

  • schijf 2 (€ 75.518 en hoger): 49,50%

Voor AOW-gerechtigden is sprake van een drietarievenstelsel, omdat zij geen AOW-premie betalen. De tarieven voor AOW-gerechtigden zijn per 1 januari 2024:

  • schijf 1 (€ 0 tot € 38.098, geboren vóór 1946: € 40.021): 19,07% 

  • schijf 2 (€ 38.098 tot € 75.518): 36,97%

  • schijf 3 (€ 75.518 en hoger): 49,50%

Een overzicht van de tarieven en schijven staat op Belastingdienst.nl.

box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

In box 2 wordt het inkomen uit aanmerkelijk belang belast: dat is het inkomen van aandeelhouders in een vennootschap of coöperatie. Hierbij gaat het om mensen die een (direct of indirect) belang van ten minste 5% van de aandelen in een binnen- of buitenlandse vennootschap bezitten of ten minste 5% van het stemrecht in een coöperatie of vereniging op coöperatieve grondslag: het zogenoemde ‘aanmerkelijk belang’. Dit belang kan bestaan uit aandelen, opties op aandelen, winstbewijzen of stemrechten.

Box 2 heeft vanaf 1 januari 2024 twee schijven voor het inkomen uit aanmerkelijk belang:

  • schijf 1 (€ 0 tot € 67.000): 24,5%

  • schijf 2 (€ 67.000 en hoger): 33%

box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

In box 3 wordt het inkomen uit sparen en beleggen belast. Dit noemen we de vermogensrendementsheffing. Deze heffing is onder andere van toepassing op onroerende zaken (met uitzondering van de eigen woning die als hoofdverblijf dient), beleggingen, spaartegoeden en lijfrente- en kapitaalverzekeringen die niet in box 1 vallen, minus schulden en minus het heffingvrije vermogen. 

Bij de berekening van het box 3-inkomen wordt uitgegaan van de werkelijke verdeling van het vermogen. In de voorlopige aanslag 2024 gebruikt de Belastingdienst vervolgens fictieve rendementspercentages die dicht bij het werkelijke rendement van het box 3-inkomen liggen. Dit zijn de rendementspercentages voor 2024:

  • banktegoeden: 1,03% (voorlopig)

  • beleggingen en andere bezittingen: 6,04% (vast)

  • schulden: 2,47% (voorlopig)

Begin 2025 worden de percentages voor banktegoeden en schulden vastgesteld en gebruikt bij de definitieve aanslag.

In 2024 is het heffingsvrije vermogen € 57.000 per persoon. Iedereen die in 2024 een vermogen (minus schulden) heeft van € 57.000 of meer, betaalt 36% belasting over het fictieve rendement van dit vermogen.

Op Belastingdienst.nl staat meer informatie over de belasting in box 3.

In 2026 beoogt het kabinet dit stelsel te vervangen door een nieuw box 3-stelsel op basis van het werkelijke rendement.